Deze blog geeft u informatie over mijn geweldige studietijd tijdens het volgen van de minor Kind Leren Media en daarna
Bas 4 Education
  • Home
  • About
  • Blog
  • Tools
  • Onderwijsontwerp
  • Afstudeeropdracht
  • Contact

Wat gaan 9 weken snel wanneer het leuk is...

6/26/2014

0 Reacties

 
Foto
Bovenstaande foto is gemaakt met een 'drone' op onze laatste minor-dag. Wat zijn de 9 weken toch snel gegaan zeg. Ik durf te wedden dat dat komt doordat het een erg interessante, betekenisvolle en vooral gezellige minor was! Ik heb erg veel mogen leren en ervaren in deze periode. Om deze geweldige tijd goed af te sluiten, hebben we vandaag mogen experimenteren met een 'drone', een 'Oculus Rift' en met 'Makey Makey' (klik op de links voor toelichting via een filmpje). Dit was geweldig en sluit precies aan bij mijn gedachte bij de vraag: 'hoe zou je de minor KLM beschrijven in één zin?' Mijn antwoord hierop zou zijn: 'leren door (veel) te experimenteren'. 

Tijdens de minor hebben we verschillende bijeenkomsten gehad waarbij we veel betekenisvolle en inspirerende informatie verkregen. Vaak ook via zeer aantrekkelijke gastcolleges! Maar naast leren, was er ook erg veel ruimte voor 'doen'. Ik vond de minor erg praktijkgericht, een groot voordeel als je het mij vraagt. Zo hebben we veel dingen zelf mogen ervaren, ook op onze eigen stageschool. Ikzelf heb daar veel tools uitgeprobeerd in de dagelijkse onderwijspraktijk. Tools zoals bijvoorbeeld Socrative, Padlet en Bitstripsforschools. Door hier veel mee te experimenteren en alle bijeenkomsten van deze minor bij te wonen, heb ik veel nieuwe inspiratie, kennis, vaardigheden én indrukken opgedaan rondom ICT en media.

Ik heb mij in 9 weken mogen ontwikkelen tot specialist kind, leren en media. Ik weet ook zeker dat deze minor nog een grote invloed gaat hebben op het onderwijs dat ik ga verzorgen in de toekomst. Daarin zullen tools een grote rol krijgen. Ik heb de meerwaarde van digitale tools mogen ontdekken en ben er van overtuigd dat deze een sterke bijdrage leveren aan het (voor mij) juiste onderwijs waarbij de betrokkenheid en motivatie van kinderen centraal staan. Ik heb mijn visie op onderwijs mogen verrijken.

Ook mijn rol binnen een school en mijn professionele houding t.o.v. dit beroep is veranderd. Ik ben gegroeid van iemand die zich bevond in de ‘early majority’, naar een ware ‘innovator’ (Rogers, E.M. 2003). Ik ben van plan om deze rol in de toekomst ook te gaan vervullen, m.n. volgend jaar! In mijn afstudeerjaar ga ik namelijk onderzoek doen naar ‘omgang met sociale media en het inzetten van sociale media als didactisch hulpmiddel in het onderwijs’. Hierbij kom ik de school binnen als ‘specialist kind, leren en media’ en neem ik graag het team mee op sleeptouw om deze ontwikkeling op gang te brengen.

Ik heb gemerkt hoe interessant ik nieuwe ontwikkelingen en de nieuwste technologie binnen het onderwijs vindt en wat je hier allemaal mee kunt bereiken! Dit heb ik ook mogen ervaren in mijn stageklas, waar ik een erg leuk project heb kunnen uitvoeren waarbij kinderen erg betrokken en intrinsiek gemotiveerd waren.

Al met al een erg waardevol en inspirerend kwartaal geweest. Alle inhouden spraken mij erg aan en zijn voor mij een drijfveer geworden voor de toekomst, namelijk: kinderen mediawijs laten opgroeien zodat ze succesvol kunnen deelnemen aan de 21st century en daarvoor de juiste ‘skills’ ontwikkelen.

Daarom een dankwoord voor degenen die mij deze minor hebben aangeboden, namelijk: Bernolf Kramer, Eric Meester en Stefan van Beurden.
Foto
0 Reacties

Dag 10: Hoeden van De Bono

6/19/2014

0 Reacties

 
Vandaag hebben wij een interessant college gehad over de denkhoeden van De Bono. Iedereen in onze maatschappij is anders, we zijn allemaal uniek. Ieder persoon heeft zijn eigen krachten, en daar tegenover zijn of haar zwaktes. De 6 verschillende (denk)hoeden van De Bono symboliseren een manier van denken of het karakter van een persoon. Een groep mensen kunnen op verschillende manieren op elkaar reageren, dit hangt af van welke 'hoed' je op hebt. De hoeden beelden de wijze uit van het benaderen van een probleem door verschillende individuen. Het is een hulpmiddel bij creatief denken en probleemoplossen. De Bono kijkt naar de samenwerking tussen mensen in een groep. De hoeden zorgen ervoor dat problemen vanuit verschillende perspectieven en creatieve manieren worden bekeken. De Bono onderscheid 6 denkhoeden met ieder een eigen kleur:
Foto
Zoals je hierboven kunt zien, heeft elke hoed zijn eigen eigenschappen en 'karakter'.
De rode hoed gaat vooral op zijn of haar gevoel en intuïtie af. Je reageert dan emotioneel, zonder een reden te hoeven geven. De mensen met de rode hoeden uiten hun gevoel en baseren daar hun mening op. 
De gele hoed is een echte positivo. Mensen met de gele hoed op bekijken het van de zonnige kant en zoeken overal naar de voordelen. De kleur van de zon verbeeldt het constructief en positief denken. De gele denker (hoed) is steeds op zoek naar kansen.
De groene hoed is de 'creabea' van het stel. Deze denker kan en mag freewheelen in de manier van denken. Hij of zij kan vrij associëren en alternatieven  bedenken. Deze hoed staat open voor nieuwe ideeën en out of the box denken.
De blauwe hoed is beschouwend en controlerend. Wanneer je deze hoed op hebt houd je het proces goed in de gaten. Het is de control-freak van het stel. De blauwe hoed definieert de problemen en regelt de opeenvolging van de verschillende denktaken. 
De witte hoed gaat uit van de kale feiten en cijfers. Alleen objectieve informatie is voor de witte hoed van belang. Feiten, cijfers, informatie, onderzoeken en procenten is waar de witte hoed zijn mening op baseert. 
De zwarte hoed is de advocaat van de duivel. Deze denker is kritisch, vaak negatief en pessimistisch. De denker met de zwarte hoed vestigt zijn of haar aandacht alleen op alles wat fout kan gaan, onjuist is of risico's inhoudt. 

Als je naar de uitleg en de afbeelding hierboven kijkt, heeft iedereen wel kenmerken van elke hoed. Het is maar net de vraag welke hoed je inzet in welke situatie. Bij de ene discussie komt de rode hoed misschien meer aan de orde dan bijvoorbeeld de gele hoed. Ook heeft iedereen denk ik wel een soort van 'voorkeur' van de hoed die het meest bij hem of haar past. Daarom is mijn vraag ook:
Voordelen van het denken met hoeden:
- Het denken wordt makkelijker, je bent maar met een ding te gelijk bezig. 
- Nieuwe kijk op de situatie.
- Het vergemakkelijkt de overschakeling van denken.
- Iets zeggen zonder risico.
- Situaties worden vanuit verschillende perspectieven bekeken.
- Geeft een houvast. 
- Verbetering in de communicatie.

Als laatst wil ik nog graag het verband maken tussen de innovatie theorie van Rogers (zie een eerder geschreven blog van mij). Deze indeling van de mensen kunnen we ook koppelen aan de verschillende denkhoeden:
De laggards zijn bijvoorbeeld vaak de mensen met de zwarte hoed op. Deze personen zijn erg kritisch en denken negatief over nieuwe innovaties op het gebied van ICT en media in het onderwijs. Zij zien dit als iets wat geen kansen biedt. De innovators en de early adopters zijn vaak de mensen met de groene hoed op. Deze mensen hebben juist veel ideeën over ICT en media in het onderwijs en zien de kansen hiervan in. In het onderwijs zouden we meer mensen met deze hoed kunnen gebruiken. Op onderstaande afbeelding is dit verder duidelijk gemaakt:
Foto
Uiteindelijk was voor mij de leerwinst dat we elke hoed nodig hebben in een team. We hebben bijvoorbeeld juist mensen nodig met een zwarte hoed, mensen die durven kritisch te zijn. Een verscheidenheid aan denkhoeden binnen een team maakt een sterk team.

Bronnen:
- Belt, B. (z.d.). Denkhoeden van Bono. Geraadpleegd op 20-6-2014, van http://www.bartvandenbelt.nl/denkhoeden-van-de-bono/
- Creatief denken. (z.d.). Edward de Bono. Geraadpleegd op 20-6-2014, van http://www.creatiefdenken.com/edward-de-bono.php
- Sorgdrager, W. (2007). Hoe werkt creativiteit. Geraadpleegd op 20-6-4-2014, van http://www.leren.nl/cursus/persoonlijke-effectiviteit/creatief-denken/hoe-werkt-creativiteit.html
- Stratum, S. (2005). Denkhoeden. Geraadpleegd op 20-6-2014, van http://www.leren.nl/cursus/management/besluiten-nemen/denkhoeden.html
- Wikipedia. (2013). Edward de Bono. Geraadpleegd op 20-6-2014, van http://nl.wikipedia.org/wiki/Edward_de_Bono

0 Reacties

Dag 9: Flipping the Classroom

6/11/2014

2 Reacties

 
Foto
Society 1.0 wordt gekenmerkt als het 'onderwijs van vroeger'. De rol van de leerkracht is groot en die van de kinderen klein. De leerkracht zorgt vooral voor kennisoverdracht terwijl de kinderen luisteren. Er leeft hier weinig interactie met de kinderen en weinig betrokkenheid van de kinderen.  

Society 2.0 gaat uit van een kennismaatschappij waarin ICT steeds belangrijker wordt. De maatschappij krijgt meer invloed en dat zie je ook terug in de klas. Kinderen krijgen meer invloed op het onderwijs. De rol van de leerkracht veranderd van een sturende naar een meer begeleidende rol. Er is veel interactie tussen de leerkracht en de kinderen en er heerst een open leerklimaat waarin kinderen van en met elkaar leren. Ze werken samen en leren met en van elkaar. Kinderen krijgen meer verantwoordelijkheid en werken meer vanuit het eigen initiatief.

Society 3.0 is gebaseerd op een maatschappij met snelle veranderingen. In deze tijd wordt innovatief denken van belang. Je ziet hier dat het onderwijs steeds meer vanuit de leerling komt. Kinderen leren graag op een onderzoekende en ontdekkende manier, waardoor het handelen steeds belangrijker gevonden wordt dan het vergaren van regelrechte kennis. ICT zorgt ervoor dat kennis en informatie eenvoudig verkrijgbaar is. Je ziet hier dat sociale media steeds een belangrijkere rol gaat spelen en het onderwijs probeert mee te gaan met de ontwikkelingen op ICT gebied.

Flipping the Classroom sluit erg goed aan bij Society 3.0. Het houdt precies in wat het woord zegt: je draait de klas om. Huiswerk wordt klassenwerk en andersom. Flipping the Classroom is een organisatievorm van onderwijs waarbij je klassikale ‘kennisoverdracht’ vervangt door video’s en eventuele andere vormen van online instructie. Leerlingen kunnen de kennis hierdoor buiten de schoolmuren en de reguliere lessen tot zich nemen. Er is zo meer klassikale tijd beschikbaar voor het beantwoorden van vragen, individuele aandacht, verdieping en activerende didactiek (tijdwinst). Flipping the Classroom kan bijdragen aan gedifferentieerd onderwijs en maakt het voor leerlingen mogelijk om instructie te krijgen op hun eigen tempo (Kennisnet, flipping the classroom). De leerkracht geeft hierbij dus geen live instructie, maar neemt een filmpje op waarin hij zijn instructie duidelijk maakt.

In de onderstaande filmpjes wordt het concept nog extra duidelijk uitgelegd:
Het vraagt wel een andere rol van de leerkracht. Namelijk meer die van de begeleider dan die van de instructeur. Via het TPACK model (zie een van mijn andere blogs hierover) wordt kort toegelicht wat deze veranderde rol van de leerkracht inhoudt:
Didactische Kennis (PK): de leraar weet welke vormen van activerende didactiek ingezet kunnen worden tijdens de les.
Inhoudelijke kennis (CK): de leraar is goed op de hoogte van de inhoud van les en welke elementen van belang zijn. Omdat de lesinhoud idealiter moet worden verwerkt tot een filmpje van maximaal 10 minuten zouden vooral de kernaspecten hierin opgenomen moeten worden. Aanvullingen hierop met opdrachten en verwerkingsopgaven moeten veelal op maat gemaakt worden.
Technische kennis (TK): de leraar dient kennis te hebben van de technische mogelijkheden om filmpjes te maken en deze te verspreiden onder de leerlingen. Maar ook het ontwerpen van het aanvullende materiaal is hier een onderdeel van.

Maar waarom nu Flipping the Classroom? Naast de eerder genoemde voordelen (tijdwinst), zijn er ook nog meer voordelen! Een van de grootste, door onderzoek bewezen, voordelen van het gebruik van online leren middels video is dat leerlingen controle hebben over het tempo en de frequentie waarop de inhoud aangeboden wordt. Hiermee zijn leerlingen zelf in staat delen die zij niet begrijpen, of die verdere versterking nodig hebben, zo vaak als ze willen te herhalen. Daarnaast stimuleert het ook onderdelen waarin zij interesse hebben vaker te bekijken (Kennisnet, flipping the classroom). Een andere positieve factor is dat gemaakte video's het volgende schooljaar wederom kunnen worden ingezet, je kunt ze dus hergebruiken!

Flipping the Classroom is erg breed. Eigenlijk is alles mogelijk. Je kan bijvoorbeeld voor kiezen jezelf te filmen voor een instructie of alleen je computerscherm op te nemen en daarbij zelf in te spreken met een speciaal programmaatje. Toch is de manier van instructie persoonsgebonden. Overleggen met de leerlingen wat zij het prettigst vinden, zou een goede optie kunnen zijn om je keuze voor een instructiefilmpje op af te stemmen. Vandaag hebben ik en een medestudente ook een instructiefilmpje gemaakt! Dit hebben we gedaan met een digitale camera en het programma 'Moviemaker'. Bij ons idee neemt humor een belangrijke plaats in. Tevens wilden we het rekenprobleem zó concreet mogelijk maken voor de kinderen. In het filmpje hieronder leggen wij middels een filmpje uit hoe kinderen een grote deelsom uit kunnen rekenen die in een verhalende context staat:

Voor meer informatie, inspiratie, tips en lesvoorbeelden kunt u kijken op:
http://www.kennisnet.nl/themas/flipping-the-classroom/een-geflipte-les/;
http://www.kennisnet.nl/themas/flipping-the-classroom/aan-de-slag/;
http://www.kennisnet.nl/themas/flipping-the-classroom/inspiratie-tools/ 

Bronnen:
Beemt, A. van den (2014). Leren met interactieve media. Assen: Van Gorcum.
Beemt, A. van den., A. Sanne & Simons, R.  (2009). Jongeren en interactieve media. Zoetermeer: Kennisnet.
Kennisnet (z.j.) Flipping the Classroom. Geraadpleegd via:
http://www.kennisnet.nl/themas/flipping-the-classroom/.


2 Reacties

Dag 8: Wat is 'Vier in Balans' ?

6/4/2014

1 Reactie

 
Foto
Als ICT op de juiste manier wordt ingezet leidt dit tot meer motivatie, betere leerprestaties en een efficiënter leerproces bij de leerling. Ook kan het de leraar helpen om zichzelf te professionaliseren. Daarnaast kan ICT leiden tot een betere organisatie in de school met meer transparantie en betere sturing (Kennisnet, 2013). 

Maar hoe is het op onze basisscholen gesteld met de ICT-balans? Is er een goede visie op ICT en beschikt men over de nodige deskundigheid?  Vier in Balans is een tool die meet hoe het hiermee is gesteld in het onderwijs. De tool is vooral geschikt voor scholen die nog niet goed weten hoe ze ICT  in het onderwijs een plekje moeten geven. Vier in Balans werkt met vier aandachtsgebieden, namelijk:
1. Visie
2. Deskundigheid
3. Digitaal leermateriaal
4. ICT-infrastructuur.

Korte toelichting op de vier bouwstenen:
1. Visie: de opvatting van de school over wat goed onderwijs is en hoe de school dit wil realiseren.
2. Deskundigheid: de kennis en vaardigheden van leraren om onderwijsdoelstellingen met ICT te bereiken.
3. Digitaal leermateriaal: alle formele en informele digitale educatieve content.
4. ICT-infrastructuur: beschikbaarheid van computers, netwerken en internetverbindingen.
(ICT op school, 2004)

De twee grote vraagstukken die op dit moment in het onderwijs spelen, zijn het verhogen van het leerrendement en het doelmatig organiseren van het leerproces. Onderzoek heeft uitgewezen dat de inzet van ICT bij het leren kan bijdragen aan het verhogen van het leerrendement (Kennisnet, 2013). Het Vier in Balans model biedt een leidraad voor instellingen die willen investeren in ICT om dit op een samenhangende manier te doen. De bouwstenen vormen samen het startpunt voor een succesvol beleid van ICT in elke onderwijsinstelling. Om deze goed op elkaar af te stemmen is leiderschap nodig. Leiderschap legt de verbinding tussen de bouwstenen en brengt deze met elkaar in balans.

Foto
Om tot een succesvolle implementatie van ICT binnen de school te komen, begint men vaak bij de eerste bouwsteen: 'visie’. Iedere basisschool heeft haar eigen visie op het onderwijs en past deze toe binnen de organisatie. In de visie wordt beschreven wat zij goed en doelmatig onderwijs vinden, de wijze waarop de instelling dat wil realiseren en de plaats die ICT daarbij inneemt. De visie omvat de overkoepelende ambities en gaat in op de rol van medewerkers, leerlingen, ouders en op de randvoorwaarden die nodig zijn om deze ambities te verwezenlijken.

Vanuit de visie ga je naar de volgende stap: ‘Deskundigheid’. Hier gaat het om de ICT-bekwaamheid van leraren op school. De kennis, kunde en houding tegenover ICT in zowel het pedagogisch didactisch handelen, het werken in de schoolcontext als de eigen professionele ontwikkeling. De directie en het bestuur zijn hierin onmisbaar. Zij moeten de leerkrachten aansturen en trainen om ze wijzer te laten worden met media. Een ICT-coördinator kan dit ook doen.

Wanneer men deskundig is geworden met media en ICT, gaat men kijken in de dagelijkse onderwijspraktijk. Hoe willen we inhoud geven aan deze nieuwe ontwikkelingen en op welke manier kunnen we dit toepassen? Men gaat kijken welk digitaal leermateriaal er gebruikt gaat worden. Dit omvat onder andere: digitaal leermateriaal dat speciaal is gemaakt voor het onderwijs, algemene kennisbronnen, digitale sturings- & verantwoordingsinformatie, educatieve softwarepakketten, ict-systemen, algemene kantoortoepassingen en educatieve apps.

Dan komen we bij de laatste stap: ‘infrastructuur’. Dit wil zeggen dat je als instelling gaat kijken welke hardware, netwerken en connectiviteit nodig zijn binnen het onderwijs. Daarbij gaat het om vaste en draadloze netwerkverbindingen, digitale schoolborden, computers, tablets, enz. De infrastructuur omvat ook het beheer hiervan.

Leerkrachten kunnen hun eigen kennis testen via de Vier in Balans tool. Het hebben van een heldere visie op ict gebruik in de onderwijsinstelling is een belangrijk startpunt en krijgt in deze tool extra aandacht. De tool geeft een overzicht van je school en vergelijkt dit met de landelijke score. Test als leerkracht of als school hoe de invoering van ICT is gesteld via: http://vierinbalans.onderwijstools.nl/index?cmd=afmelden

Bron:
Stichting Kennisnet (2013). Vier in Balans monitor 2013. Zoetermeer.
1 Reactie

Dag 7: Expeditie Moendoes!

5/28/2014

0 Reacties

 
Foto
Een team wetenschappers uit allerlei vakgebieden wordt er vanaf de aarde op uit gestuurd. Hun missie: de zoektocht naar een planeet waar mensen kunnen wonen. Tijdens de missie stuit het team op een onbekende planeet, met intelligente bewoners die hun planeet Moendoes noemen. De wetenschappers gaan op onderzoek uit: hoe zit het hier met de zwaartekracht, en met de seizoenen? Zijn de lokale dieren gevaarlijk? Hoe zit de taal van de bewoners in elkaar? En wat betekenen die gele driehoekjes?

Expeditie Moendoes is een spannend spel met opdrachtkaartjes, waarin leerlingen een onbekende planeet in kaart brengen. Ze moeten daarvoor informatie verzamelen, gegevens uitwisselen en conclusies publiceren: kortom, te werk gaan als een team wetenschappers. Het spel is geschikt voor alle vakken. Leerlingen maken zo in één lesuur op een speelse manier kennis met de essentie van wetenschap.

En dat spel hebben wij vandaag ook morgen spelen tijdens de zevende dag van de minor KLM! Hoe kan ik het spel het best omschrijven in twee woorden? Super gaaf! Hieronder vindt u een korte speluitleg:

Het spel kan volgens mij het best gespeeld worden vanaf de bovenbouw van de basisschool (groep 7/8). Kinderen leren, op een onderzoekende en ontdekkende manier, veel vaardigheden zoals: samenwerken, relaties leggen, grafieken lezen, informatie ordenen & verzamelen, bronnen bestuderen, enz. Ook past dit spel erg goed bij de 21st century skills! Maar hoe dan?

Samenwerken: bij het spel verdeel je kinderen in tweetallen en geef je ze per tweetal een score formulier. Per tweetal worden er opdrachtenkaartjes gehaald. Door goed samen te werken en tactisch te spelen, probeert het tweetal zoveel mogelijk punten te scoren! Hierbij moet het kind goed met zijn teammaatje communiceren over de eventueel goede antwoorden. Hier worden dus ook de sociale vaardigheden van de kinderen mee gemoeid. Het competitie element in Expeditie Moendoes motiveert de leerlingen om op onderzoek uit te gaan naar de goede antwoorden en zo meer te weten te komen over planeet Moendoes en de Moendianen.

Probleemoplossend vermogen: kinderen proberen (in tweetallen) antwoorden op onderzoeksvragen te vinden. Op verschillende plekken in de klas liggen gegevens over de planeet Moendoes. Zo kan men weergrafieken vinden, maar ook afbeeldingen over de dieren die er leven en het getallenstelsel van de Moendianen. Hun probleemoplossend vermogen komt hier van pas doordat kinderen informatie gaan verzamelen, relaties leren leggen, grafieken gaan lezen en verschillende bronnen gaan bekijken om achter het goede antwoord op hun onderzoeksvraag te komen. Ze denken kritisch na over de mogelijke antwoorden. In hun hoofdjes moeten ze verbanden kunnen gaan leggen tussen verschillende informatiebronnen. Ook creatief denken komt aan de orde doordat kinderen uitgedaagd worden om 'out of the box' te denken.
Foto
Zoals u hierboven kunt lezen, is Expeditie Moendoes uitstekend toepasbaar in de onderwijspraktijk. Ik raad het spel zeker aan omdat kinderen erg veel leren van dit spel. Ook werken ze aan een aantal belangrijke vaardigheden die in onze huidige én toekomstige maatschappij erg belangrijk zijn.

Ik ben zelf erg enthousiast geworden over Expeditie Moendoes! Terugkijkend op de werkvorm, kan ik ook met zekerheid zeggen dat ik met alle benoemde vaardigheden bezig ben geweest tijdens het spelen van dit spel. Ik werd erg gemotiveerd door het competitie element van dit spel. Je gaat écht op onderzoek uit! Het verzamelen van informatie en het leggen van verbanden/relaties tussen verschillende gevonden informatie vond ik erg sterk in dit spel. Uiteindelijk was ik zó fanatiek bezig dat ik een mijn teammaat hadden gewonnen! We hadden de meeste punten behaald.

U kunt het spel downloaden als ZIP-bestand via deze site: http://www.praktijk.nu/lesmateriaal/19/expeditie-moendoes.html. Hiervoor moet u uzelf wel aanmelden op deze site en een account aanmaken.
0 Reacties

Dag 6: Gamification: motivatie

5/22/2014

1 Reactie

 
Foto
Het bevorderen van de betrokkenheid en motivatie van kinderen is een belangrijk doel van Gamification. De Self Determination Theory (SDT) van Deci & Ryan sluit hierop aan. SDT is een theorie over het verstoren van de motivatie van mensen. Kinderen zijn oorspronkelijk intrinsiek gemotiveerd. Bepaalde factoren verstoren die motivatie of zorgen ervoor dat kinderen extrinsiek gemotiveerd raken (de motivatie is opgelegd door iets of iemand).

In de kern van deze theorie spreken Deci & Ryan over dat er drie natuurlijke basisbehoeften zijn die, wanneer deze bevredigd worden, een optimale functionering en groei  van een persoon toestaan. Oftewel: een optimale ontwikkeling van het kind. Deze drie basisbehoeften zijn: competentie, autonomie en relatie. Motivatie voor een taak of activiteit komt tot stand wanneer de leersituatie deze behoeften ondersteunt. Als dit niet gebeurt, leidt dat tot demotivatie.

Competentie gaat over zinvol bezig zijn. Je doet graag iets waar je goed in bent en je bent ook trots op die dingen.
Autonomie gaat over vrijheid van handelen, wanneer je dingen op je eigen manier kunt doen zonder dat er telkens een aanwezigheid is van controle en sturing.
Relatie gaat over sociale verbondenheid, wanneer je vertrouwen hebt in de mensen om je heen.

Bovenstaande behoeften komen ook in games terug! Vandaar dat games ook als educatief hulpmiddel kunnen worden gebruikt. Hieronder laat ik zien hoe deze basisbehoeften terug kunnen komen in games: 

Competentie:
- goed willen zijn, beter dan anderen
- willen winnen, 1ste willen zijn
- opdrachten volledig en goed uitvoeren
Autonomie:
- zelf kiezen hoe je het aanpakt (strategie)
- op jou manier het spel spelen (hoe speel jij het liefst?)
- aanrommelen en zelf keuzes kunnen maken
Relatie:
- medespelers vertrouwen, elkaar helpen in coöperatieve gamemodes
- met mensen communiceren over het te spelen spel

Games kunnen dus zeker ingezet worden in het onderwijs! Maar wat dacht je ervan om kinderen zelf hun eigen game te laten maken?! Dat kan op http://gamestudio.hetklokhuis.nl/index/home. Hier zijn wij ook mee aan de slag geweest. Dit was erg leuk en iedereen was druk bezig om zelf een game te maken! Hierbij moet je nog goed nadenken: vanaf welk aanzicht maak ik het spel? Hoe maak ik mijn spel moeilijk? Moet het personage hoog kunnen springen en hoe hoog stuitert hij? Hoe voltooi je een level? Moet je punten scoren of gaat het op tijd? Hoe deel ik de ruimte in? Enzovoorts... Op deze manier ben je (en de kinderen wanneer ze hier mee aan de slag gaan) met verschillende aspecten uit het onderwijs bezig, zoals:
- Creatief denken en vormgeven (kunstzinnige oriëntatie)
- Programmeren van een klein spelletje (ICT en techniek)
- Aantal blokjes tellen, berekenen hoeveel punten je moet halen, hoe snel gaat het personage? (rekenen)
- Hoe je de ruimte vormgeeft, ruimtelijke oriëntatie (wereldoriëntatie)
Foto
Het is sowieso leuk om game-elementen te integreren in je onderwijs! Dit maakt je onderwijs een stuk aanspreekbaarder voor de kinderen, waardoor zij meer betrokken raken en de les beter aansluit bij de belevingswereld van je leerlingen. Hiermee kun je de, voor de kinderen, saaiste les nog leuk of spannend maken! De volgende vier filmpjes zijn daar een typisch voorbeeld van! Maar dan zijn dit vier situaties in het dagelijks leven:
Vandaag hebben we het ook gehad over de Cognitive Learn Theory (CLT) (Sweller, 1998). Ieder kind (en volwassene) kan maar een bepaalde belasting aan in hun werkgeheugen. Het is daarom de bedoeling dat je tijdens je lessen de cognitieve belasting niet te groot maakt. Door erg veel nieuwe dingen te vertellen tijdens je instructie, raakt het werkgeheugen van een kind snel vol en heeft het daarna niet veel meer over om nog opdrachten te maken, het kind leert nu niet veel meer (=overload). Hierdoor valt de motivatie en kracht weg om zich goed voor de taak in te zetten. Het werkgeheugen kan slechts maar een aantal informatie-eenheden tegelijkertijd hanteren. Leer het kind om connecties op te bouwen in het werkgeheugen zodat ze deze op een later moment weer kunnen gebruiken en dit zo minder informatie-eenheden kost. Voorbeeldje:

Juf 1 legt in één les uit hoe de staartdeling gaat bij het rekenen. De kinderen krijgen veel nieuwe indrukken, deze kosten veel 'cognitive load'. Uiteindelijk leren de leerlingen dan ook niks meer en hebben het laatste gedeelte van de instructie niet goed opgepakt. Juf 1 ziet dat de kinderen de oefenopdrachten slecht maken en kiest ervoor om het nóg een keer goed uit te leggen want ze denkt: ze zullen het vast niet goed begrepen hebben...

Juf 2 gaat daarentegen slim om met de geheugenbelasting van de kinderen uit haar klas. Ze legt het schema stapsgewijs uit aan de kinderen en laat hen tussendoor even oefenen. Zo kunnen de kinderen rustig schema's opzetten in hun hoofd, waarop ze later kunnen bouwen én uiteindelijk de staartdeling makkelijk kunnen hanteren. De juf weet wanneer het werkgeheugen van haar kinderen vol zit en accepteert dit dan ook. Ze weet dat ze nieuwe informatie gedoseerd over moet brengen.

Uiteindelijk zullen de kinderen veel meer leren van Juf 2. Kinderen kunnen op die manier veel makkelijker nieuwe informatie oppakken en ordenen in hun cognitieve werkgeheugen. Het werkgeheugen kan belast worden door drie vormen:

Intrinsic load: intrinsieke belasting: hoe moeilijk is de taak die je moet doen? Elk probleem heeft een bepaalde complexiteit. Doordat iets zo moeilijk kan zijn op het eerste gezicht, kan dit veel werkgeheugen belasten.
Extraneous load: onnodige cognitieve belasting van buitenaf. Het is eigenlijk niet nodig. Wordt ook vaak veroorzaakt door een langdurige of slechte instructie. Ga daarom in om de kern: waar gaat het juist om?
Germane load: wat heb je nodig om de taak te kunnen volbrengen? Metacognitieve vaardigheden zoals probleemoplossend vermogen. De cognitieve belasting die je nodig hebt bij het raadplegen, bouwen en automatiseren van schema's.

Het werkgeheugen wordt dus belast door deze drie vormen. Als lesgever zorg je dus voor dat je overload voorkomt door te complexe problemen weg te laten, een goede instructie geeft én het kind begeleid in zijn probleemoplossend vermogen.

Bronnen:
- Beemt, A. van den (2014). Leren met interactieve media. Assen: Van Gorcum.
- Cognitive load (sd). Opgeroepen op mei 23, 2014. Via Wikipedia: http://en.wikipedia.org/wiki/Cognitive_load
- Gamification in het onderwijs. (sd). Opgeroepen op Mei 23, 2014, van Marketingfacts:
http://www.marketingfacts.nl/berichten/gamification-in-het-onderwijs
- Self-determination theory (sd). Opgeroepen op Mei 23, 2014. Via Wikipedia: http://en.wikipedia.org/wiki/Self-determination_theory
1 Reactie

Dag 6: Gamification: het spel

5/22/2014

1 Reactie

 
Foto
Vandaag beloofde een interessante dag te worden. Gamification stond namelijk op het programma! Oftewel: games in het onderwijs. Bij Gamification gaat het om de educatieve aspecten achter een game. Welke vaardigheden worden gestimuleerd bij de kinderen? Wat leren ze door het spelen van een bepaalde game?
Foto
Een voorbeeld: bij het spel 'Shadows' (RPG: role-playing game) moet je je eigen goede én slechte kant tekenen. Daarbij teken je ook twee zogenaamde 'tokens'. Vervolgens worden er groepjes van vier gemaakt. Men gaat gooien met twee dobbelstenen (één is de goede, de ander de slechte). Het gaat in dit spel allemaal om keuzes. Er is een situatie gegeven en het eerste kind bedenkt een positief gevolg daarop, maar ook een negatief gevolg. De dobbelstenen bepalen vervolgens of jij voor de goede of slechte keuze gaat kiezen (het hoogste getal wint). Zo komt iedereen aan de beurt en volgt er een bepaald verhaal! Het kan alle richtingen op! De kinderen hebben hier ook nog een eigen keuze in, door een 'token' in te zetten. Daarmee kun je opnieuw gooien wanneer je het niet eens bent over de keuze.

Wat leert een kind hier nu van?
- Interactie & communicatie met andere kinderen (sociale vaardigheden)
- Oorzaak-gevolg relaties leren leggen (redeneren)
- Creatief denken (inspelen op de situatie)

Dit spel kan dus een geweldige werkvorm zijn voor een taalles! De rol van de leerkracht is om de kinderen in de wereld te houden (ze duiken in het verhaal, zorg dat ze écht in dat verhaal blijven), dit maakt de activiteit erg waardevol.

Johan Huizinga vroeg zich ooit af wat een spel eigenlijk inhield. Volgens hem gaat het om een vrije handeling, je kunt zelf bepalen wat je doet. Een spel staat buiten het gewone leven en heeft daar dus geen invloed op. Een spel kan een speler geheel in beslag nemen en betrokken laten raken. Daarom speelt een kind een spel vaak vanuit zijn intrinsieke motivatie (omdat hij dit ook écht zelf wil en die wil niet wordt opgedragen). Er is altijd een bepaalde gamesetting: een bepaalde wereld, ruimte en tijd. Er bestaan bepaalde (spel)regels waardoor het spel ordelijk gespeeld kan worden en het roept gemeenschapsverbanden op: mensen spelen graag met elkaar samen (Huizinga J., 1938).

Het begrip 'magic circle' is erg goed inzetbaar in het onderwijs! Kinderen raken erg betrokken bij het spel doordat ze de spelwereld in worden gezogen die losstaat van de werkelijkheid (de magic circle). Een belangrijk doel van Gamification is daarom ook het verhogen van de betrokkenheid en motivatie van het kind. Maar net als bij sociale media, is het belangrijk dat je kinderen hierin begeleid: praat bijvoorbeeld met ze over het verschil tussen de gamewereld en de realiteit.

Een spel bestaat altijd uit 'rules' (spelregels) en 'play' (het spel wat plaatsvindt). Ook neemt een spel vaak een gehele 'culture' met zich mee. 'Culture' is de leef- en belevingswereld van het spel en om het spel heen waar de kinderen helemaal in op kunnen gaan. Bij veel games is er ook een hele happening eromheen te zien. Zo zie je dat er bij een aantal games zelfs toernooien worden gehouden waar men veel geld mee kan verdienen!

Het is belangrijk dat we kennis en inzicht krijgen in spellen. Daarmee krijgen we ook inzicht in de belevingswereld van leerlingen en kunnen we ons eigen ontwerpen van leeractiviteiten verbeteren!
In mijn volgende blog wil ik graag nog verder ingaan op Gamification. Ik ga het dan o.a. hebben over de motivatie in het leerproces bij Gamification en het toepassen van bepaalde leerprincipes van kinderen.

Maar voordat ik hier meer over ga vertellen, wil ik u eerst verwijzen naar het volgende filmpje (klik op de link):
http://www.ted.com/talks/seth_priebatsch_the_game_layer_on_top_of_the_world#t-37010

Ik kon mezelf erg goed vinden in het filmpje en de dingen die Seth Priebatsch verteld. Bijvoorbeeld hetgeen wat hij zegt over 'status'. Je wilt graag beter worden en jezelf ontwikkelen. Dit wil een kind ook. Wanneer je dat als kind ziet gebeuren (vergelijkbaar met een level omhoog gaan in een spel) is dit een enorm goede motivatie voor het goede werk wat het kind levert. Je wilt je ook graag onderscheiden van de rest. Een klein beetje competitie kan ook helemaal niet erg zijn! Alleen je moet weten hoe je hiermee om kunt gaan. Zo zou je de tafels in een leuke spelvorm kunnen gieten, zodat het oefenen van de tafels erg leuk wordt. Kinderen gaan een level omhoog wanneer ze een tafel halen en krijgen dan bijvoorbeeld een aantal muntjes die ze kunnen besteden om een leuk spelletje te spelen. Dit nodigt én daagt erg uit om de tafels te oefenen. Je wilt tenslotte die leuke spelletjes kunnen spelen en een level omhoog gaan. Kinderen zullen daar hard voor willen werken!
Foto
Bron: Huizinga, J. (2010). Homo Ludens. Amsterdam: University Press
1 Reactie

Dag 5: mediawijsheid

5/21/2014

0 Reacties

 
We zijn vandaag ook nog wat uitgebreider ingegaan op ons onderwijsontwerp. Weet je wat? Ik licht alvast een tipje van de sluier op...

Mijn idee:
Ik ga vanaf volgende week maandag beginnen met een project rondom het thema 'derde wereld' van de methode Topondernemers. Dit project ga ik koppelen aan Actie Adoptie, waarbij wij als school een kindertehuis in Congo steunen. Kinderen gaan veel leren over het land Congo, hulporganisaties en derde wereld landen. Om dit project nóg interessanter en interactiever te maken, aansluitend bij de leef- en belevingswereld van de kinderen, ga ik gebruik maken van verschillende ICT en media mogelijkheden. Ik wil een aantal tools gaan gebruiken om de betrokkenheid, autonomie en ICT-geletterdheid van de kinderen te stimuleren. Twitter, Fakebook, Bitstripsforschools, Glogster, Prowise, Proconnect en Socrative staan al op mijn lijstje (wat nog aangepast kan worden). Uiteindelijk wil ik de school helpen bij de vraag 'hoe ICT en media op een educatieve en didactische manier in te zetten in het basisonderwijs?'. Hierbij gaat het met name ook om het effectief werken met tablets. Ik presenteer dan graag mijn ervaringen en ideeën aan het team waarbij ik o.a. de link wil leggen naar de 21st century skills! - Hierover later meer...

Check alvast http://www.classtools.net/FB/1214-mZHCkH voor de Fakebook pagina van Muhindo Kambale, een man uit Congo! Hieronder ook alvast een klein opzetje van de Twitter die ik straks ga gebruiken voor het project:
Foto
Tevens hebben we vandaag een klein debat gehouden over het pedagogische aspect bij mediawijsheid, genaamd: mediapedagogiek. We kregen een aantal stellingen en hier hebben we vervolgens op gereageerd. Hoe denkt u over de volgende stellingen?

• Als leerkracht moet je leerlingen volgen op sociale media ( twitter/facebook )
• Als school moet je actief zijn op sociale media
• Je moet als school delen van het internet afschermen voor kinderen


Mediapedagogiek gaat over de kansen en gevaren van de media in onze huidige samenleving. Wat moeten de kinderen weten en leren hierover? We willen kinderen graag 'mediawijs' maken.

Internet en sociale media spelen, zoals eerder gezegd, een steeds groter wordende rol in onze samenleving. Onze maatschappij is constant in beweging en nieuwe ontwikkelingen staan voor de deur. Kinderen groeien hierin op én mee. Ze komen al snel in aanraking met tablets, laptops en smartphones. Vanaf ongeveer groep 6 van de basisschool kunnen kinderen in aanraking komen met sociale media zoals Facebook of Twitter. Het is belangrijk dat kinderen weten hoe ze om moeten gaan met deze verschillende digitale middelen en ontwikkelingen.

In de kennisbasis generiek voor leerkrachten basisonderwijs staat het volgende:
- Technologische ontwikkeling: kennis van de digitale (leef)wereld van kinderen in een netwerksamenleving; kennis van de werking van ICT in het onderwijs; informatieverwerkingstheoreën; multimediatheorie; misconcepties over multitasking e.d.
- Mediadidactiek en mediawijsheid: informatievaardigheden; gebruik van multimediale bronnen; omgaan met digitaal pesten.

Zo is het voor kinderen belangrijk om te weten wat het internet precies inhoudt en dat je met sociale media als het ware een 'digitale voetafdruk' achterlaat. We moeten kinderen hierin begeleiden. Het is belangrijk dat er duidelijke afspraken en regels met de kinderen gemaakt worden. Hieronder een voorbeeldje:
Foto
Als we kinderen mediawijzer willen maken, is het de bedoeling dat we ze voorlichting geven over thema's als: cyberpesten, privacy, veilig internetten en communicatie met anderen. Met gebruik van diverse concrete filmpjes kun je al het één en ander makkelijk aan kinderen uitleggen. Maar ga ook zeker het gesprek met ze aan! Zorg voor interactie en laat de kinderen zelf ook reageren met wat zij precies vinden over een bepaald thema.

WatNou? van Kennisnet kan hierbij een uitstekende bron zijn! Onder het thema 'mediawijsheid' kun je kinderen zelf allerlei belangrijke speerpunten over dit thema laten ontdekken. Ze bekijken filmpjes, lezen teksten, spelen verschillende games en komen er dus op een leuke, educatieve manier achter wat mediawijsheid precies inhoudt. Neem eens een kijkje: http://www.kennisnet.nl/kids/watnou/mediawijsheid/

Zorg ook zeker voor ouderbetrokkenheid, zodat ouders ook in de gaten gaan hebben wat mediawijsheid precies inhoudt. Dit kan bijvoorbeeld door een workshop te organiseren of via mailcontact, social media en de schoolwebsite.

Tenslotte wil ik nog even linken naar het model van Erik Meester. In dat model is schematisch weergegeven hoe mediawijsheid vorm kan krijgen op een basisschool en wat daarbij succesfactoren zijn. Ik zou zeggen: kijk eens naar dit model en bedenk hoe dit op jou school kan gaan (of misschien al gaat)?
Foto
0 Reacties

Dag 5: 'leraren van de toekomst'

5/21/2014

0 Reacties

 
De tijd vliegt, dag 5 alweer! We begonnen vandaag met Simon Sinek en zijn theorie: 'start with why'. Dit heeft betrekking op ondernemingszin en innovatie binnen het onderwijs (en daarbuiten). Simon Sinek was een 'out of the box' denker, hij keek verder dan zijn neus lang was.
Foto
Men kende het model wat hiernaast is weergegeven. Men dacht in de volgende fasen: wat doen we? Hoe doen we het? Waarom doen we het?
Een voorbeeldje (computerbedrijf):
- Wat doen we? We verkopen computers.
- Hoe doen we het? Door reclame te maken en computers te verkopen in winkels door heel het land.
- Waarom doen we het? Omdat we winst willen maken.

Uiteindelijk, in de praktijk, werkte deze gedachtegang niet optimaal. Door 'out of the box' te denken, draaide Simon Sinek de gedachtegang om: Waarom doen we het? Hoe doen we het? Wat doen we?
Een voorbeeldje: De gebroeders Wright zijn erg succesvol geworden door de eerste vliegtuigen te ontwikkelen. Zij dachten ook eerst vanuit het waarom:
- Waarom doen we het? Omdat we de wereld willen verbeteren door vliegtuigen te bouwen (verbetering transport/vervoer)

Wanneer je vanuit het waarom redeneert, spreek je het gevoel van mensen aan. Door op deze manier te denken werd het doel van de gebroeders Wright: 'aan mensen verkopen die geloven wat jij gelooft'. Ze gingen opzoek naar mensen die, net als de gebroeders Wright, geloofden in een betere maatschappij door de komst van vliegtuigen. Dit was dus een kwestie van vertrouwen. De gebroeders Wright gingen er 200% voor en namen de mensen die in hun geloofden daarin mee. Daarom werden zij een succes.

Ik ben van mening dat het zo ook gaat met innovaties binnen het onderwijs. Denk vanuit het waarom: daardoor heb je meer kans dat het je doelgroep ook echt aanspreekt en zij gaan reageren op hetgeen wat jij bedacht hebt. Men vindt het over het algemeen best lastig om goed te redeneren en vaak die 'waaromvraag' te stellen. Maar om echt tot de kern van een nieuwe ontwikkeling te komen, is die waaromvraag juist het allerbelangrijkst. Wanneer mensen weten wat het 'nut en doel' van jou innovatie is en dit aanspreekt, willen mensen er meer over horen. Je kunt het dan alsnog hebben over het 'hoe' en 'wat'. Laat je doelgroep geloven in wat je te bieden hebt!

Foto
Later in de middag kregen we nog een college over 'leraren voor de toekomst' door o.a. Dr. Ruud Welten. Mijn verwachting was dat er sterk gesproken zou worden over de toepassing van de 21st century skills in het basisonderwijs. Daarentegen ging het vooral over het HBO en middelbaar onderwijs. Ondanks dat gegeven, was het toch een interessante bijeenkomst. Even een samenvatting van wat ik hiervan opgestoken heb en wat bij mij is blijven hangen:

We spreken nu van een vloeibare samenleving: de samenleving is constant in verandering/ontwikkeling. We weten nog niet waartoe we kinderen/studenten opleiden en welke beroepen er in de toekomst zullen bestaan. Vroeger waren veel dingen gegeven: als je vader boer was, was het bijna vanzelfsprekend dat jij ook boer werd. Tegenwoordig hebben we veel meer vrijheid: we kunnen alle kanten op! Maar dit brengt ook een grote onzekerheid met zich mee... We zijn onzeker over onze baankansen en toekomstmogelijkheden.

Daarom is het belangrijk dat we kinderen opleiden voor de samenleving van de 'toekomst'. Daar spelen de 21st century skills op in. Er is niet meer alleen sprake van kennisoverdracht. Kinderen moeten ook leren kritisch en creatief te denken! Kennis die achterhaald is proberen achter je te laten, waardoor je meer plaats kunt creëren voor nieuwe kennis die in de nabije toekomst erg relevant kan zijn. Het is zaak dat kinderen/studenten weten wie ze zijn en wat ze kunnen, zodat ze ook een beeld kunnen vormen van wat zij belangrijk vinden in het leven. Hoe zou een kind zelf les willen hebben? Wat zou hij willen leren? Hier kan de leerkracht invulling aan geven en op in spelen door het kind te begeleiden/te coachen tijdens zijn 'ontdekkingstocht in onze huidige én toekomstige samenleving'.

Laat het kind ontplooien en zich verder ontwikkelen tot een uniek mens. Wat heeft het kind nodig? En wat heb jij nodig als leerkracht? Het is in ieder geval belangrijk dat we de kinderen tools geven om op een beredenerende manier over de toekomst te kunnen leren. De 21st century skills zijn een indicatie van die tools.

Foto
Wij, leerkrachten, zijn als het ware de regisseurs in het onderwijs. Hoe de film eruit komt te zien wordt bepaald door de manier waarop jij (als leerkracht) regisseert. Hoe ziet jouw lesaanbod eruit en wat is je rol als leerkracht? Hebben de acteurs (kinderen) ook invloed op de film met hun ideeën en gedachten? Wij hebben het script en weten dus wat de leerlingen 'moeten' weten en kunnen om in een huidige/toekomstige samenleving te kunnen participeren. Maar voor een goede film heb je je acteurs nodig én dat zijn de kinderen. Het is belangrijk dat ieders talent benut wordt en dat de kinderen zich kunnen ontwikkelen om zo steeds meer kennis én vaardigheden op te doen. Zo kunnen ze uitgroeien tot succesvolle. unieke acteurs die later op het witte doek (het werkveld) staan te stralen!
0 Reacties

Dag 4: digitaal leermateriaal & het TPACK model

5/15/2014

1 Reactie

 
Nadat we veel geleerd hadden over het maken van een digitaal prentenboek en 21st century skills, kwamen de onderwerpen 'digitaal leermateriaal' en 'TPACK model' aan bod.

Er bestaat erg veel digitaal leermateriaal en veel daarvan onder onze beschikking. Een leerkracht gebruikt naar mijn weten elke dag digitaal leermateriaal. Wanneer het nu om het bekijken van filmpjes gaat via Klokhuis of de kinderen werkbladen maken die jij op http://www.kinderpleinen.nl/showPlein.php hebt gevonden, het is allemaal digitaal leermateriaal. Educatief materiaal dat via het internet geraadpleegd kan worden. Zo zijn er ook vele Yurls pagina's waar men digitaal leermateriaal kan vinden.

Er is zelfs een site die veel van deze digitale leermaterialen opzoekt en online beschrijft, namelijk: http://reisgidsdigitaalleermateriaal.org/. De Reisgids Digitaal Leermateriaal is een praktische wegwijzer naar bronnen en tools en met werkvormen en rolmodellen voor digitaal leermateriaal in de dagelijkse onderwijspraktijk. Hiervan gaat een boek gepubliceerd worden waarin o.a. ook verschillende bronnen en tools beschreven gaan worden. En wat denk je? Wij hadden de kans gekregen om hier aan mee te werken!
Foto
Op de site kun je al een heleboel sites voor digitaal leermateriaal zien onder 'bronnen' (aan de rechterkant onder 'suggesties' en 'al beschreven'). Zelf ben ik WatNou? van Kennisnet gaan beschrijven. Op deze website kunnen leerlingen van groep 4 tot en met groep 8 aan de slag met actuele thema's die spelen in de klas. Dat wordt gedaan met tekst, maar vooral ook met leuke fimpjes, spelletjes en weetjes. Ideaal voor in de klas! Zie: http://www.kennisnet.nl/kids/watnou/

En wat is nu het TPACK model? TPACK helpt je als leerkracht om ICT te integreren in je onderwijs. TPACK staat voor Technological Pedagogical Content Knowledge, de specifieke deskundigheid van de leraar om de kennis en de vaardigheden die bij een vak horen, op een aantrekkelijke en begrijpelijke manier te presenteren aan de leerling met behulp van ICT. 
 
Het TPACK model kan leraren helpen bij het maken van keuzes over hoe ICT ingezet kan worden om het leren van een bepaalde vakinhoud te ondersteunen. Tegelijkertijd helpt het TPACK model leraren om kritisch na te denken over hun eigen kennis en de kennis die zij nodig (zouden moeten) hebben om ICT zinvol in te kunnen zetten binnen bepaalde vakken met behulp van een bepaalde didactiek. 
Foto
Even een kleine toelichting bij dit model:
- Content Knowledge = weten waar je het over hebt (kennis vakgebieden)
- Pedagogical Knowledge = vakdidactische kennis, hoe je de stof overbrengt op de klas
- Technological Knowledge = technische kennis (bijvoorbeeld van ICT middelen)

Hieronder een wordcloud van het TPACK idee (in het Engels). Ik vind deze afbeelding erg duidelijk maken waar je bij het woord 'TPACK' allemaal aan kunt denken:
Foto
Het gaat erom dat deze drie onderdelen goed met elkaar afgestemd worden. Dat je op de juiste manier lesinhoud, werkvorm en techniek combineert. Om te leren goede combinaties te maken met deze drie onderdelen van het TPACK model, is er het TPACK-spel ontwikkeld. Dit spel hebben wij ook tijdens de les gespeeld. Hierbij krijg je een set van 3 TPACK onderdelen. Het gaat erom om op basis daarvan een lessituatie te bedenken door de 3 verschillende onderdelen te combineren. Zo kwamen wij als klas op verschillende ideeën. Klik op de knop hieronder om naar de Padlet Wall te gaan om deze ideeën te bekijken:
Padlet Wall TPACK
Speel het spel zelf! http://www.e-meester.nl/tpack/

Bron: http://www.tpack.nl/
1 Reactie
<<Vorige

    Auteur:

    Bas van den Brand
    21 jaar oud
    Heeswijk-Dinther
    Basisschool St. Jozef
    Beginnend leerkracht
    Groep 6

    #ICT&media
    #onderwijsinnovatie

    Foto
    Tweets van @BasvdBrand93

    Categorieën:

    Alles
    21st Century Skills
    Betrokkenheid
    Bitstrip
    CLT
    Compactibility
    Complexity
    Denkhoeden Van De Bono
    Digitaal Leermateriaal
    Digitaal Prentenboek
    Early Adopters
    Early Majority
    Expeditie Moendoes
    Filmpje
    Flipping The Classroom
    Gamification
    Gastdocent
    ICT
    Innovatie
    Innovators
    Kind Leren Media
    Laggards
    Late Majority
    Leraren Voor De Toekomst
    Mediapedagogiek
    Mediawijsheid
    Motivatie
    Observability
    Ondernemerschap
    Ondernemingszin
    Onderwijsontwerp
    Onderwijspraktijk
    Out Of The Box Denken
    Profitability
    SDT
    Social Media
    Society 3.0
    Succesfactoren
    Tools
    TPACK Model
    Trialability
    Tweetbattle
    Twitter
    Vier In Balans
    Vloeibare Samenleving
    Voordelen

    RSS Feed

Powered by Create your own unique website with customizable templates.